Wetenswaardigheden

Wetenswaardigheden, geschiedenis, aannames, niet bewezen feiten, enz. Stukjes over Wiersema's die bewaard blijven en misschien in de toekomst ooit bruikbaar blijken te zijn. Iedereen die iets weet over Wiersema en/of commentaar heeft op onderstaande verhaaltjes, kan mij mailen. 



 

 


In een dijkrol van Pieterburen en Westernieland, opgemaakt in 1642, waarin de oudere kolommen veel verder teruggaan, komt in 1642 als bewoonster van Zijlbrugge voor de Wed. Doe Ebels en vóór 1600 Ulphert Aeissens. Vergelijk Aeissens met de voornaam Eysso, die bij de Wyrsema’s voorkomt. In het Kerkeboek van Pieterburen worden die namen, Aeisse en Eisse door elkaar gebruikt. (Bron: OG)

 ***

In de jaren 1716—1718 werd een proces gevoerd tusschen den Collator van Westernieland, de heer Tamminga van Bellingeweer en den toenmaligen bewoner van Zijlbrugge, Eysso Wyrsema. De collator wilde het koor van de kerk afsluiten door een houten hek, wat dan geplaatst zou moeten worden over zerken, waaronder bewoners van Zijlbruggen waren begraven en die graven zouden dan niet meer gebruikt kunnen worden. Eysso Wyrsema had voorgesteld het hek "met schruiven” te bevestigen, maar de collator zou „het doen zoo als hij verkoos”. Voor de kerk moest bewezen worden minstens 40 jaren de graven te hebben bezeten, doch Wyrsema beweerde wel te kunnen bewijzen, dat zijne voorouders daar 100 jaren en meer waren begraven. Hij won het proces en nog altijd is het koor van de kerk te Westernieland niet door een hek afgesloten. Jammer, dat niet werd opgelegd die bewering schriftelijk met bewijzen te staven; wij zouden dan dat alles nu nog kunnen nagaan. Wel blijkt hieruit tamelijk zeker dat Ulphert Aeisens tot de voorouders van de Wyrsema’s behoort. Zie Sententien van de Hoofmannenkamer van Stad 1 Lande. No. 188, 15 Dec. 1718. Zie ook Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis, 1925. (Bron: OG)

***

De naam Wyrsema komt reeds voor in een mandaat van Burgemeesteren, Raad en Hoofdmannen te Groningen in 1443, om recht te verschaffen aan Goedeke Wyrssema over een zekeren Heijnen, en is gericht tot Henrick to Weerhusen "mit sienen mederechters in ‘t Oosterdeel van de Merna”. Ook wordt Godeke Wyrsema genoemd in een proces tegen Hidde Onsta, lid van de bekende Vetkoopersfamilie te Sauwert. Onsta beweerde eigenaar te zijn van de heerlijke rechten, gelegen op de heerd van Godeke Wyrsema, doch de uitspraak was dat Hidde Onsta met zegel en brief zou moeten bewijzen dat de rechten van den heerdt waren gescheiden. Ook later komt Godeke als rechter voor, zie uitvoeriger OG *II.1.5. Te Oostum overleed in 1570, 3 dage voet Jacobis, Gerbrat Weersema en in 1579, 14 dage voer Jacobis, Swewe Weersema. In 1632 heeft Garbrant Wiersema, getr. Met Grietje, 46 grasen van de Provincie in gebruik; in 1676 doopt de predikant te Oostum, Ds. Petrus Groenou, zijne 2 kinderen Arnoldy en Aaltiei moeder Geeske Jansen Wiersema, 14 Nov. 1686 wordt gedoopt te Maarhuizen Gretien, dochter van Garbrand Wyrsema, 10 Nov. 1689 Ettyn en 19 Febr. 1692, Antje. De vader kwam met attestatie vanUsquert. [Met geen van al deze naamgenooten is het verband vastgelegd kunnen worden.].(Bron OG)

***

Sinds het Verbond van 1428 kon men in appel gaan, niet alleen van een rechterlijke uitspraak, doch ook wanneer rechters weigerden eene klacht in behandeling te nemen.In 1443 heeft Goedeke Wyrsema zich gewend tot de Gemeene Landswarf omdat „Hinrick to Weerhusen mit sinen mederichters in ’t Oosterdeel van de Merne”, hem geen recht wilden verschaffen tegenover een zekeren Heynen.

Borgemeisters, Raedt en Hoefftmans in Groningen, doen Hendrick en zijne mederechters het volgende mandaat toekomen: Gude vrende ons heft gedaget Goedeke Wyrsema, dat gy em neens rechtes en helpen oever Heynen tot Weer. Laten iw daarop weten endevan den lande ende ons wegen elcken bij eenre peene van 10 olde schilden, dat ghij binnen 14 dagen naestkomende Goedeken voerg. rechts helpen over Heynen voerg up sodaene spraeke also Goideke vors. op em to spreken hevet. Off hebben ghij reden hyr en tegen, de moege ge voer ons brengen up den veertijnster dach iw to verantworden.

Den boden gevet den brief weder bij der vorser, pene.

Gescr. Onder unse Stadt secreet op Sunte Crispinus dach in ’t jaar van 43.

Onder stond; Unsen gueden vrinden Hinrick to Weerhusen mit sinen mederichters int Oesterdeel van de Merne.

Borgemeisters, Raedt end Hoefftmans in Groningen.

***

In ’t jaar 1445 in den werff, gheholden des Sonndages na sunte Micheel. In der schelinghe tusschen Godeke Wijersema up de ene sijt ende Hydde Onste an de andere sijt, als um redgerrecht up Godeken voers. heert vel. Js gheseghet, dat de heerlicheit ende hemynghe to same sullen wesen, ten weer sake, dat hydde voers. Offte ement van siinre wegen myt rechte bewijsen moghen, dat de heerlicheit van den heerde gescheyden were. (Bron: OG)

***

In 1446 trad Godeken Wijersema nog als redger op in het „Oesterdeel der Merne” in den werf gehouden, des Sonendages na XI M. Magheden”. (1100 maagden).Warfconstitutien en oordeelen, door H. O. Feith, 17edeel, 1stestuk. 1450 in den weken Sunte Agneten, in den meness Iandes Warve up datum dess breves, up onsen Raedhuuse myt den hoefftlingen ende rechteren der ommelanden js der rechter doem inder macht gewyset, inde In 1446 trad Godeken Wijersema nog als redger op in het „Oesterdeel der Merne” in den werf gehouden, des Sonendages na XI M. Magheden”. (1100 maagden).Warfconstitutien en oordeelen, door H. O. Feith, 17edeel, 1stestuk. 1450 in den weken Sunte Agneten, in den meness Iandes Warve up datum dess breves, up onsen Raedhuuse myt den hoefftlingen ende rechteren der ommelanden js der rechter doem inder macht gewyset, inde schelinge tusschen Lutke Syabbe, an die ene zijd, ende Abele rutinge ende jancke smedinghe an die andet 2ijd, als van godeken Wyrsumme kinderen vormundscip, in sulken wijse, dat Syabben voerss. is die vormundscip to gewyset, tot den vors. kinderen behoeff. Ten weer, dat Abele ende jancke voers. tusschen dyt ende sunte peter naeskomende, borge setten in der stad offte daer de goede gelegen sint, daer den gemenen vrenden genoget. (Bron OG)

 

***

De akte van Wyrsmaheert van 1481 (Gr.A., Arch. St.-Anthoniegasthuis, inv.nr. 25a, reg. 1) noemt als verkopers Wybbe (d.i. Wibbe en nietWiebe) Wyersma en zijn vrouw Tyalle en als koper de stad-Groninger Andreas Gysens. Verdere vermeldingen van deze heerd of van Wibbe Wiersema ken ik niet.(bron: Redmer Alma)

***

Wel is er nog een Wiersemaheerd (Weertzemaheert) te Uithuizen, waaruit in 1553 Wolter Huynghe en zijn vrouw Anna een rente verkopen (Gr.A., Arch. H.J.K., inv nr. 286). Enkele jaren later is er sprake van Wiersemaheerd (Vyrsummaheert) te Uithuizermeeden, groot 67 grazen, die dan in eigendom van Hoike Tamminga van Pewsum is (Gr.A., Arch. H.J.K., inv.nr. 170). Deze laatste heerd was mogelijk in 1511 in gebruik bij Albert, zoon van Lyppe Wyersumma, die dan land van de familie Cater gebruikt (Gr.A., H.A. Farmsum, inv.nr. 779, reg. 253). Een relatie van deze lieden met 'de' familie Wiersema is mij niet bekend. Omdat de naam gewoon een patroniem van Wiert is, hoeft die er natuurlijk niet te zijn. (bron: Redmer Alma)

***

Anders ligt dat met Derick Weersumma die in 1485 vermeld wordt alsgetuige bij een verkoop van land te Enumatil (Gr.A., Kloosterarch., inv.nr. 20, fol 85r,
reg. 734) Deze zal vermoedelijk te Enumatil gewoond hebben. Het is verleidelijk om hem als familielid van Dirc Wyerste zien, die in 1433 het gildrecht van de
stad Groningen verkrijgt (Gildrechtboek, ed. W.G. Doornbos en D.F. Kuiken). Mogelijk hoort ook Haye Wyrsema, die in 1508 met anderen land op de Traan bij Midwolde (dus nabij Enumatil) verkoopt (Gr.A., H.A. Nienoord, inv.nr. 11), tot deze familie hoort. Derck Wiersema te Enumatil is mogelijk (puur op grond van de naam) een voorvader of familielid (mogelijk in de vrouwelijke lijn) van Derck Jacobs andersWiersema te Ellerhuizen, van wie (neem ik aan) de latere Wiersema's afstammen. Deze laatste wordt genoemd in 1558 als 'Derck Jacobs ofte Weertsumma' als gebruiker van 75 grazen land te Ellerhuizen,in eigendom bij de genoemde Hoike Tamminga (Gr.A., Arch. H.J.K., inv.nr.170). In 1540 is Derck Wyersum gebruiker van 75 grazen land onder Bedum,blijkbaar dezelfde heerd (Gruoninga 1991, pag. 88). In 1543 wordt in een erfscheiding tussen de gebroeders Van Ewsum en Hoike Tamminga (moeder van Hoike Manninga) door de eersten aan vrouw Hoike overgedragen 37 1/2grazen te Ellerhuizen, gebruikt door Dirck Jacops (F.A. Ewsum, oud inv.nr. 141, reg. 329a). De andere helft (dus ook 37 1/2 gras) was blijkbaar al in eigendom van vrouw Hoike. In 1569 is de heerd in handen van Clara van Ewsum, weduwe van Frerick Ripperda, en hij wordt dan gebruikt door Derck Wyertsums weduwe (Arch. H.J.K., inv.nr. 1702). In 1572 wordt zalige Derck Weersumma weduwe te Ellerhuizen door de hoofdmannenkamer gemaand om haar achterstalleige schuld aan het Armhuiszittengasthuis te voldoen (Arch.Armhuiszittengasthuis, oudinv.nr. 275). Deze schuld is blijkbaar gebaseerd op een rente die het gasthuis uit vrouw Hoike Tamminga van Pewsums heerd te Ellerhuizen, gebruikt door Derck Werssuma, in 1558 heeft (Arch. Armhuiszittengasthuis, oud inv.nr. 18). Ik neem aan (maar nog zonder directe bewijzen) dat hij de vader is van Garbrand Derck Wyrsma zoon, die in 1560 kerkenland te Oostum gebruikt (Gr.A., Arch. Parochiekerken, inv.nr. 298, reg. 824). Hij komt (voorzover ik weet) voor het eerst voor in 1545 (Arch. H.J.K., inv.nr. 52,pag. 252), zonder woonplaats, maar op grond van de andere namen in die aantekening mogelijk in Langewold. In de jaren na 1560 is Garbrant in elk geval woonachtig te Oosteum en kom hij regelmatig voor. (bron: Redmer Alma)

***